Elk examen heeft meerdere versies. Niet elke versie van een examen dat in één periode afgenomen is, is even lang en niet elke versie blijkt dezelfde moeilijkheidsgraad te hebben. Omdat er geen verschil mag zijn tussen studenten wat betreft de eisen die gesteld worden om de beheersing van de vaardigheid aan te tonen, zijn er verschillende omzettingstabellen. Van elke versie wordt per opgave bekeken in hoeverre het goed beantwoorden van deze opgave aantoont of de vereiste vaardigheid beheerst is. Dat betekent dus dat je bij gemakkelijkere opgaven meer opgaven goed moet hebben om aan te tonen dat je de vereiste vaardigheid bezit.
Ook de lengte van de scoreschaal speelt een rol. Voor elke variant wordt eerst bekeken wat de relatie is tussen de behaalde score en de schaalscore. Als dat duidelijk is, kan daarna de omzetting naar een cijfer plaatsvinden. De schaalscore als tussenstap zorgt ervoor dat de variatie tussen verschillende varianten van het examen in lengte en moeilijkheid gecorrigeerd wordt.